Medicatieveiligheid voor jou

Medicatieveiligheid voor jou

dossiers
Geef mening

Anticonceptie

Er zijn vele verschillende manieren van anticonceptie. Welke methode het beste bij iemand past is vaak een individuele keuze omdat het ene middel minder bijwerkingen heeft of in het algemeen beter bevalt dan een ander middel. Belangrijk is te beseffen dat geen enkel anticonceptivum 100% betrouwbaar is.

De hormonale methoden benaderen dat percentage het meest en dan nog weer in die gevallen waarbij de vrouw langere tijd zelf niets hoeft te doen, zoals bij het hormoonstaafje en de hormoonspiraal. Sterilisatie is zelfs iets minder betrouwbaar dan de hormonale anticonceptie, maar heeft als voordeel dat er geen enkele invloed van buitenaf op is. Een nadeel kan het definitieve karakter van de methode zijn.

De verschillende anticonceptiva op een rij:

Elke dag innemen

De combinatiepil (= de Pil; bevat oestrogenen en progestagenen) en de pil met alleen het hormoon progestageen moeten gedurende drie weken elke dag worden ingenomen. Daarna volgt een stopweek. Gedurende de stopweek treedt er een bloeding op (onttrekkingsbloeding). Deze bloeding is meestal korter en minder hevig dan bij een normale menstruatie. Bij de combinatiepil zorgen de progestagenen voor de anticonceptie en de oestrogenen zorgen ervoor dat de menstruatiecyclus het normale patroon van ééns per vier weken volgt.

De pillen zijn vervolgens weer op te delen in de verdeling van de hoeveelheid hormoon over de cyclus:

  • Één fase pil: elke pil bevat een gelijke hoeveelheid hormoon
  • Drie fasen pil: elke week verandert de hoeveelheid hormoon
  • Vier fasen pil: de hoeveelheid hormoon wisselt tijdens een cyclus vier keer

Daarnaast is er ook nog een verdeling te maken naar soort hormoon:

  • Eerste generatie pillen ('50 pillen')
    De pillen van de eerste generatie bevatten 50 (of meer) microgram oestrogeen en een progestageen.
  • Tweede generatie pillen ('sub-50 pillen')
    De pillen van de tweede generatie bevatten minder dan 50 microgram oestrogeenen en meestal dezelfde soort progestageen als die van de eerste generatie. Ze kunnen de hormonen levonorgestrel, lynestrenol, norethisteron of norgestimaat als progestageen bevatten.
  • Derde generatie pillen ('sub-50 pillen')
    De pillen van de derde generatie bevatten ook minder dan 50 microgram oestrogeen. Ze kunnen de hormonen desogestrel of gestodeen als progestageen of norgestimaat bevatten.
  • Vierde generatie pillen
    Vierde generatie pillen bevatten ook minder dan 50 microgram oestrogeen. Ze bevatten daarnaast als progestageen drospirenon.

De zogeheten minipil bevat alleen progestageen. Ook de prikpil bevat alleen progestageen.
Er is geen bezwaar tegen switchen van de ene naar de andere pil om uit te proberen welke pil het beste bij je past. Doe dit altijd in overleg met de huisarts.

De betrouwbaarheid van de pil vermindert bij maagdarmstoornissen met braken en/of diarree en bij gebruik van bepaalde geneesmiddelen zoals die tegen epilepsie en antibiotica.

Elke week toepassen

De anticonceptiepleister is een voorbehoedmiddel in de vorm van een dunne pleister. Gedurende drie weken moet de pleister 1 keer per week vervangen worden. Na deze drie weken is er een stopweek waarin een bloeding plaatsheeft.
De anticonceptiepleister bevat dezelfde hormonen als de gecombineerde anticonceptiepillen: oestrogeen (in dit geval ethinylestradiol) en progestageen (in dit geval norelgestromin). Met dagelijks 20 microgram oestrogeen is de anticonceptiepleister te vergelijken met een heel lichte pil.
Elke pleister geeft een week lang gelijkmatig hormonen af die via de huid rechtstreeks in je bloedbaan terechtkomen. Deze hormonen voorkomen op twee manieren dat je zwanger raakt. Ze zorgen dat je eierstokken geen eicel afgeven en dat het slijm in je baarmoedermond taai en voor zaadcellen ondoordringbaar wordt.
De anticonceptiepleister kan geplakt worden op de bovenzijde van de bovenarm, op de bil, op de buik of op het schouderblad. De pleister mag NIET op de bovenbenen of op de borsten geplakt worden. De pleister moet een week blijven zitten en je moet er dus gewoon mee kunnen douchen.


Elke maand toepassen

De anticonceptiering is een maandelijkse methode van anticonceptie. Het is een flexibele anticonceptiering die ingebracht wordt in de vagina. De ring bevat een kleine hoeveelheid van dezelfde werkzame stoffen die de (anticonceptie)pil bevat.
De hormonen die voor de anticonceptie zorgen worden langzaam vrijgegeven. De ring moet precies 3 weken blijven zitten.
Na deze periode van 3 weken heeft u één stopweek, net zoals bij de standaard anticonceptiepil. Gedurende de stopweek treedt er ook een bloeding op. Deze begint meestal op dag 2 of 3 van de stopweek. Na de stopweek van 7 dagen moet u weer op dezelfde dag de nieuwe ring inbrengen.


Elk kwartaal toepassen

De prikpil is eigenlijk geen pil, maar een injectie vloeistof die éénmaal per drie maanden in een bilspier wordt toegediend. Dat heeft als voordeel dat er niet dagelijks aan de anticonceptie hoeft te worden gedacht.
Het heeft echter als nadeel dat na stoppen van de injecties het vrij lang duurt voordat de menstruatie weer normaal is.
De prikpil maakt het slijm van de baarmoedermond ondoordringbaar voor zaadcellen, remt de eicelrijping en veroorzaakt een zeer dun slijmvlies van de baarmoeder waardoor een innesteling onmogelijk is. Het dunne slijmvlies kan doorbraakbloedingen geven.


Elke 3 jaar toepassen

Behalve in pil- of prikvorm, kunnen de progestagenen via een implantaat afgegeven worden aan het lichaam. Het implantaat bestaat uit een kort staafje en wordt onder de huid van de bovenarm ingebracht. Vervolgens staat het implantaat iedere dag een beetje progestageen af aan het lichaam.
Gedurende de eerste maanden na het inbrengen van het staafje, kunnen er (kleinere) onregelmatige bloedingen optreden. Na deze eerste periode kan er nog af en toe een bloeding optreden maar kan deze ook helemaal wegblijven. Het staafje dient na 3 jaar vervangen te worden.


Elke 5 jaar toepassen

Het spiraal is een T-vormig voorwerp dat in de baarmoeder wordt ingebracht. Er zijn twee soorten spiralen:

  • Koperspiraal
    Het koperspiraal veroorzaakt een onschadelijke steriele ontsteking in de baarmoeder en deels ook in de eiertsokken. Hierdoor wordt de innesteling van de bevruchte eicel verhinderd. Het koper vergroot de betrouwbaarheid van het spiraal door versterking van de ontstekingsreactie. Bovendien blijkt het koper een verstorend effect te hebben op zaadcellen.
  • Hormoonspiraal
    De hormoonspiraal bevat geen koper, maar geeft steeds een kleine hoeveelheid progesteron af. Het baarmoederslijmvlies groeit daardoor niet meer en wordt ongevoelig voor de oestrogenen die in de eierstokken gemaakt worden. Door dat effect en door het taaier worden van het slijm in de baarmoedermond lukt het de zaadcellen niet zich door de baarmoeder te verplaatsen.

Het spiraal kan 5 jaar in de baarmoeder blijven zitten.


Terug naar het begin van de pagina