Diabetes mellitus (Suikerziekte)
Heeft u diabetes, dan heeft u te veel glucose in uw bloed. Bij diabetes is er sprake van herhaaldelijk verhoogde bloedglucosewaarden (hyperglykemie).Om diabetes te begrijpen, is het belangrijk om eerst meer te weten over het normale proces waarbij voedsel wordt afgebroken en door het lichaam gebruikt wordt voor energie. Verschillende dingen gebeuren wanneer het voedsel wordt verteerd:
- Wanneer je eet zet het lichaam alle koolhydraten, suikers en zetmeel om in glucose. Glucose is een bron van brandstof voor alle cellen in het lichaam.
- Een orgaan genaamd de alvleesklier maakt insuline aan. De rol van insuline is om glucose te verplaatsen uit de bloedstroom naar de spieren en vet-en levercellen, waar het kan worden gebruikt als brandstof.
Insuline is dus een hormoon dat geproduceerd wordt door de alvleesklier en die insuline zorgt ervoor dat de hoeveelheid glucose in het bloed constant blijft.
Bij iemand mét diabetes wordt er te weinig of geen insuline meer aangemaakt. Hierdoor wordt er geen glucose opgenomen in het lichaam en blijft er te veel glucose in het bloed.
Diabetes kan worden veroorzaakt door:
- te weinig insuline: de alvleesklier maakt niet genoeg insuline aan en/of
- insulineresistentie: de spieren en vet-en levercellen reageren niet normaal op insuline
Bloedglucosewaarden
Normaalgesproken schommelt het bloedsuikergehalte (bloedglucose) zo tussen de 4,0 en de 8,0 mmol/l.
Wanneer er middels laboratoriumonderzoek bloedglucosewaarden zijn bepaald (of een vingerprik waarbij de meter zelf omrekent naar laboratoriumwaarden) dan geldt:
Nuchter | Niet nuchter | |
Normaal | onder de 6,1 mmol/l | onder de 7,8 mmol/l |
Voorfase diabetes | tussen 6,1 en 6,9 mmol/l | |
Diabetes | boven de 6,9 mmol/l | boven de 11 mmol/l |
Verschillende typen diabetes:
Type 1 diabetes wordt meestal gediagnosticeerd bij kinderen en jonge volwassenen, en was voorheen bekend als jeugddiabetes. Bij type 1 diabetes is het lichaam plotseling niet meer in staat insuline te produceren.
Slechts 5-10% van de mensen met diabetes hebben deze vorm van de ziekte. Bij deze vorm van suikerziekte is het noodzakelijk om insuline toe te dienen. Met de hulp van insuline therapie en andere behandelingen, kunnen zelfs jonge kinderen met diabetes type 1 leren om hun conditie te beheren en een lang, gezond en gelukkig leven te hebben.
Type 2 diabetes komt veel vaker voor dan type 1. Het komt meestal voor op volwassen leeftijd, maar tegenwoordig worden ook jongeren steeds vaker gediagnosticeerd met dit type diabetes. De alvleesklier maakt niet genoeg insuline aan om de bloedsuikerspiegel normaal te houden, vaak omdat het lichaam als het ware steeds minder gevoelig is geworden voor insuline. Veel mensen met diabetes type 2 weten niet dat ze het hebben, terwijl het een ernstige aandoening betreft. Type 2 diabetes komt steeds vaker voor als gevolg van het toenemende overgewicht en gebrek aan lichaamsbeweging.
Zwangerschapsdiabetes is een hoge bloedsuikerspiegel die op enig moment tijdens de zwangerschap ontwikkelt bij een vrouw die niet eerder bekend is met diabetes. Vrouwen met zwangerschapsdiabetes lopen een verhoogd risico op type 2 diabetes en hart-en vaatziekten op latere leeftijd.
Risicofactoren voor type 2 diabetes zijn:
- Ouder dan 45 jaar
- Een ouder, broer of zus met diabetes
- Zwangerschapsdiabetes of het baren van een baby van meer dan 9 pond
- Hartziekte
- Hoog cholesterolgehalte in het bloed
- Zwaarlijvigheid
- Niet genoeg beweging krijgen
- Polycysteus ovarium syndroom (bij vrouwen)
- Al bestaande verminderde glucosetolerantie
- Sommige etnische groepen (met name Afro-Amerikanen, Indianen, Aziaten)
Diabetes wordt vaak niet herkend, omdat veel van de symptomen zo onschuldig lijken. Recente studies geven aan dat de vroege opsporing van diabetes en de behandeling ervan de kans op het ontwikkelen van complicaties rondom diabetes kan verlagen.
Uw huisarts kan de diagnose diabetes vrij snel vaststellen door een druppel bloed uit uw vinger te nemen. Via een bloedglucosemeter bepaalt hij vervolgens hoe hoog uw glucosespiegel is. Is die hoger dan 11 mmol/l (millimol per liter), dan wordt de test herhaald. Bij de tweede test mag u acht uur van te voren niet eten of drinken. Is de glucosewaarde bij die tweede meting hoger dan 6,0 mmol/l, dan is er sprake van diabetes.
Symptomen
Type 1 diabetes
- vaak plassen
- erge dorst
- vaak honger
- onverklaarbaar gewichtsverlies
- vermoeidheid en prikkelbaarheid
Type 2 diabetes
- Een van de type 1 symptomen
- Frequente infecties
- Wazig zien
- Wondjes / blauwe plekken die traag genezen
- Tintelingen / gevoelloosheid in de handen / voeten
- Terugkerende huid, tandvlees of blaasontsteking
Behandeling
ZelfmanagmentIn normale omstandigheden kan de bloedsuikerspiegel variëren. Door onderstaande leefregels in acht te nemen kan de bloedsuikerspiegel worden beïnvloed.
- regelmatig sporten
- een evenwichtige voeding
- niet roken
- alcohol of frisdrank met mate
- genoeg water drinken.
Laat uw bloedsuikerspiegel op gezette tijden controleren door uw behandelend arts. Daarnaast kan u zelf thuis gebruik maken van bloedglucosemeters Op deze manier kunt u controle houden over uw bloedsuikerspiegel.
Behandeling met medicijnen
Bij type 1 diabetes is voldoende beweging en een evenwichtig voedingspatroon natuurlijk belangrijk. Daarnaast wordt voor de behandeling van diabetes type 1 gebruik gemaakt van insulines. Deze insulines kunnen met behulp van een insulinepen (een klein injectiesysteempje), een insulinepomp of een inhalator toegediend worden. Om de bloedsuiker goed te kunnen regelen, zijn er verschillende soorten insulines. Zo is er insuline die snel in het bloed wordt opgenomen en die snel zijn werk doet. Deze insuline spuit je voor het eten in, zodat de bloedsuikerpiek na een maaltijd wordt opgevangen. Ook bestaan er insulines die langzaam worden opgenomen, die worden een tot twee keer per dag ingespoten zodat er continu een beetje bloedsuiker kan worden opgenomen in het lichaam.
Welke insulines geschikt zijn, is per persoon verschillend. Dit hangt vooral af van het gewicht, de voeding en de hoeveelheid en soort beweging.
Bij type 2 diabetes is gewichtsafname, een dieet en lichaamsbeweging zeer belangrijk. Gewichtsvermindering en lichaamsbeweging verhogen gevoeligheid voor insuline, waardoor de bloedsuiker beter gecontroleerd kan worden.
Wanneer deze methoden falen om de bloedsuikerspiegel te verlagen, kunnen pillen of tabletten ingezet worden. Als deze orale diabetesmiddelen onvoldoende in staat zijn de glucosespiegel in het bloed te verlagen is behandeling met insuline aangewezen.
Insulines
Er wordt onderscheid gemaakt in:
- kort werkende insulines omvatten de producten met gewoon insuline erin of met insuline lispro, insuline ‘aspart’ of insuline glulisine
- middellang werkende insulines bevatten isofaan insuline en kunnen gecombineerd worden met gewoon insuline, met insuline lispro of met insuline ‘aspart’
- lang werkende insulines kunnen insuline detemir of insuline glargine bevatten.
Tabletten voor diabetes
Er zijn vier groepen orale middelen voor de behandeling van type 2 diabetes.
- De eerste groep zijn medicamenten, die de afgifte van insuline door de alvleesklier bevorderen. Deze middelen stimuleren speciale receptoren ('vangarmpjes') op de buitenkant van de beta-cellen van de alvleesklier, die insuline produceren, en bevorderen op deze wijze de afgifte van insuline.
- Van de tweede groep van orale middelen is metformine het bekendst. Metformine remt de overmatige afgifte van glucose door de lever. Hierdoor daalt de bloedglucose en neemt de insulinegevoeligheid toe. En omdat metformine de glucoseafgifte remt van de lever bestaat er geen verhoogde kans op een hypo. De insulineafgifte wordt immers niet gestimuleerd. Het heeft een gunstig effect op de regulatie van de diabetes en vermindert de kans op complicaties.
- De derde groep orale middelen vertraagt de opname van glucose uit de darmen. Acarbose is hier onderdeel van. Dit middel remt een aantal enzymen, die koolhydraten afbreken in de darmen. Daardoor worden de koolhydraten, die we eten, minder snel afgebroken, komt er minder snel glucose vrij en wordt de glucose ook minder snel in het bloed opgenomen. In de praktijk wordt dit middel weinig gebruikt.
- De vierde groep is een nieuwe klasse van middelen, de zogenaamde thiazolidinediones (kortweg: TZD's). Ze worden ook wel insuline sensitizers genoemd omdat ze de insulineresistentie, de ongevoeligheid van de weefsels voor insuline, verminderen. De TZD's zorgen ervoor, dat via een ingewikkeld werkingsmechanisme vetten sneller naar de vetcellen getransporteerd worden. Tegelijkertijd wordt de gevoeligheid voor insuline verbeterd.
Hypo en Hyper
De bloedsuikerspiegel schommelt in de ideale situatie tussen de 4 en 8 mmol/l. De behandeling van diabetes is erop gericht om dit te bereiken. Van alles heeft invloed op de bloedsuiker: eten, drinken, sporten, stress en emoties, een griepje.
Daardoor kan het voorkomen dat tijdens de behandeling van diabetes u plotseling last kunt krijgen van een te lage of te hoge bloedsuikerspiegel. Te laag heet hypoglykemie (hypo), te hoog heet hyperglykemie (hyper).
Een enkele keer een hypo of een hyper hebben is niet erg. Gebeurt dat vaak, dan moet wellicht de behandeling worden aangepast.
Kenmerken Hypo
Onder de 4 mmol/l is er sprake van een hypoglykemie (een hypo).
Kenmerken van een hypo zijn:
- hoofdpijn
- zweten
- trillen
- duizeligheid
- ongeconcentreerd zijn
- moe
- plotseling wisselend humeur
- hongerig
Kenmerken Hyper
Boven de 10 mmol/l is er sprake van een hyperglykemie (een hyper).
Kenmerken van een hyper zijn:
- veel plassen
- veel dorst hebben en houden
- vermoeidheid
- mogelijk plotselinge extreme humeurigheid
- gevoel van algehele malaise
Volg ons op...